Franse kaas 3

Onderstaand treft u mijn allerindividueelste, intuïtieve reactie op hoofdstuk 3 – het laatste – van onder genoemde tekst van Robin Brouwer (RBR). Zijn document is vrij uitgebreid, hetgeen mij er toe bracht per hoofdstuk te reageren. De analogie met Franse kaas: je moet er niet teveel van achter elkaar eten.

De eerste twee hoofdstukken heb ik besproken in Franse kaas 1 en Franse kaas 2.

https://www.volumus.nl/essays/franse-kaas-1/

https://www.volumus.nl/essays/franse-kaas-2/

Voor die-hards: zie ook mijn reactie op een lezing van RBR: https://www.volumus.nl/essays/ceux-qui-partent-ont-tort/

De brontekst van Robin Brouwer is:

2014 – 2018

Apgen Revisited

Robin Ruben Brouwer

September 2018

Mijn reacties markeer ik met ***

*** Woord vooraf van mij, na het lezen en becommentariëren van RBR;

*** RBR verwoordt een aantal praktische zaken – met name vanuit het 2e gedeelte van de Paasbijeenkomst 2018 – helder. Daarbij heeft hij geen emotionele binding met de beleving die in het 1e gedeelte van die bijeenkomst centraal heeft gestaan. Hij had ten tijde van die bijeenkomst dan ook al lang afscheid genomen van het genootschap. Toch zou het ook zo kunnen zijn geweest dat een (willekeurige) ‘bezoeker’ wel getroffen werd door een van de voorbeelden c.q. situaties die aan bod zijn geweest. RBR voelde er niets bij – of stond het bij zichzelf niet toe – en legt m.i. de nadruk op effect-bejag.

*** Verder klinkt ook in dit hoofdstuk een soort ‘spijt’ door over veranderingen dit plaats vinden – al dan niet bewust gekozen door het genootschap – die naar zijn idee (in mijn interpretatie) afdrijven van een religieuze gemeenschap met een welomschreven dito geloofsverhaal.

3. ‘Ik hoor het ritselen van een nieuwe dag’. Pasen 2018

Woord vooraf

Pasen 1946 is het moment dat apostel L. Slok geroepen wordt. Naast deze aanwijzing van een nieuwe geestelijke leider voor het apostolische werk in Nederland vormde deze paasbijeenkomst het omslagpunt voor dit werk. Een nieuwe naam en een nieuwe geloofscultuur lagen als het ware al in deze bijeenkomst besloten.

Ik heb Pasen 2018 eveneens ervaren als een dergelijk ingrijpend keerpunt voor het apostolische werk. Ook nu zijn er een aantal veranderingen aan te wijzen die, zij het nu nog latent, in de voorliggende jaren het karakter van dit werk zullen gaan bepalen. Inderdaad, ‘het ritselen van een nieuwe dag’. Dit is de reden dat ik uitvoeriger wil stilstaan bij deze dag, 1 april 2018 en tevens in wil gaan op de consequenties van deze ontwikkeling voor het genootschap in de nabije toekomst.

Inleiding

Pasen 2018 in De Doelen te Rotterdam was een gevolg en resultaat van de ontwikkelingen die zich de afgelopen decennia in het Apostolisch Genootschap hebben voorgedaan. Met deze ‘ontwikkelingen’ doel ik niet zozeer op de beleidsontwikkelingen op het terrein van geloofsinhouden en gemeenschapsontwikkeling, maar met name op de persoonlijke belevingsgeschiedenis van de broeders en zusters.

Want zoals we zagen deze middag, werd de informatie over de koers van dit werk voor de toekomst bij de broeders en zusters ‘opgehaald’ (bewoording van Jan Zwart). Dit ‘ophalen’ van wat de broeders en zusters vinden en wensen – zoals door middel van de dialooggesprekken – was bepalend voor het vaststellen van de nieuwe richting. Dit maakt Pasen 2018 tot een consequentie van de interne geloofsgang die apostolischen met elkaar hebben doorgemaakt. Een noodzakelijke en ook logische ontwikkeling die we kunnen begrijpen tegen de achtergrond van het individualiseringsproces, de globalisering en de secularisatie waar wij als samenleving mee te maken hebben. De constatering – op deze middag in De Doelen – dat de apostolische gemeenschappen kleiner worden, dat er terugloop is van kerkbezoek en er sprake is van vergrijzing, houden trend met ontwikkelingen die zich in andere vrijzinnige kerken voordoen. Wat we dus zien is dat het beleid zoals gepresenteerd werd tijdens deze dag, voor een zeer groot deel gestoeld is op het gemotiveerd houden van de leden van het apostolische werk en daarmee op het inspelen op individuele behoeften van de leden. Ook is dit beleid gericht op het mogelijk verkrijgen van nieuwe leden en vrienden uit de samenleving. Het behoud en daarmee het bij elkaar houden van het genootschap, vormde de rode draad van deze middag.

De wensen die broeders en zusters hebben aangegeven, dat men behoefte heeft aan ‘alternatieve samenkomstvormen’, dat men wat anders wil dan de traditionele opzet (soms ter vervanging van de eredienst), ligt ten grondslag aan deze dag en de beleidsveranderingen die plaats vinden.

Eerste Deel.

Het eerste deel van de samenkomst waarin apostel Wiegman aan het woord was, stond eigenlijk in het teken van de nieuwe geloofsbasis. Echter, wat opvallend was, was dat deze basis zoals omschreven in de tekst niet nader werd benoemd of uitgediept. Er was kennelijk voor gekozen om op deze middag te beginnen met het scheppen van draagvlak, met het scheppen van binding en dit gebeurde door het ingaan op ‘gedeelde belevingen’. De apostel kwam met verhalen (vertellingen, filmpjes of gesprekken) die tot doel hadden om gevoel op te wekken om bij een groot deel van de aanwezigen weerklank en bevestiging op te roepen. Zo was er een verhaal over een terminaal ziek jongetje die een tekening voor de apostel had gemaakt. Er was een gesprekje met een 106-jarige broeder die in de zaal aanwezig was en getuigde van zijn onverminderde geloof in dit werk. Er kwam een vrouwelijke voorganger aan het woord die ernstig ziek was en zware behandelingen had moeten ondergaan. Ook was er aandacht voor de kinderen in de derde wereld. Al deze verhalen werden omlijst met gepaste, gevoelige muziek. Duidelijk was dat het de apostel er alles aan gelegen was om gevoel op te wekken, om sfeer te scheppen. Zonder verder te hoeven verdiepen op de geloofsidentiteit van het Apostolisch Genootschap, toonde de apostel mooie verhalen die hem zelf zichtbaar diep roerden. Het leek alsof de apostel hierbij wilde aangeven dat het apostolische werk en zijn geloof dit is: dat deze anekdotes en verhalen weergeven wat apostolischen voelen bij hun apostolisch zijn – dat ze geroerd worden door de verhalen van een ziek apostolisch jongetje dat voor de apostel een tekening maakt, of dat er een broeder is die terwijl hij al 106 jaar oud is, toch naar De Doelen komt om te getuigen van zijn apostolisch zijn. Dit alles gaf het eerste deel een beladen karakter. 

*** Dit is het meer dan kritische oordeel van een buitenstaander. Ik kijk zelf heel anders terug op bijvoorbeeld het moment waarin er: ‘kwam een vrouwelijke voorganger aan het woord die ernstig ziek was en zware behandelingen had moeten ondergaan’. De kern van haar spreken en wat zij uitstraalde is dat ze ondanks de omstandigheden – en mogelijk met het einde van haar leven in zicht – wilde blijven werken om een liefdevol mens te zijn. Wat een bezieling sprak daar uit! Volgens mij hoef je geen lidmaat te zijn om de oprechte gedrevenheid te erevaren. Ik krijg de indruk dat RBR dat niet bij zichzelf toeliet.

*** En ja, de genoemde momenten brengen je in een bepaald gevoelsgebied; het gebied van puur menselijk streven en beleven; droog gezegd ‘doorleefde humaniteit’. Waar je voor staat wordt dan anekdotisch weergegeven – in praktische, individuele verhalen.  Bottom-line is dat ook wel waar je als lidmaat de uitwerking van je religieuze inspiratie wilt beleven.

De geëmotioneerdheid van de apostel was ook verbonden aan de historische betekenis van dit samenzijn. Want duidelijk werd dat deze bijeenkomst in alles een afscheid was van het apostolische verleden en dat het een startsein was voor een nieuwe ontwikkeling, een nieuwe weg. Een nieuwe tijd met nieuwe omgangsvormen, verhoudingen, een nieuwe geloofsopvatting en ook andere accenten wat betreft beleving en gevoel. ‘Het ritselen van een nieuwe dag’. Toen aan het eind van dit eerste deel zuster Van Strien het woord mocht nemen en liet weten dat ze na vele jaren vandaag weer voor het eerst de hanger met het embleem had omgedaan, voelde dit niet alleen aan als dat ze merkte dat een bekrachtiging van de apostolische signatuur op deze dag nodig was, maar had dit gebaar zeker ook een nostalgische ondertoon: als een verwijzing naar iets dat misschien in de nabije toekomst tot het verleden zou kunnen behoren – en dan doel ik hierbij niet op de hanger met het embleem, maar dat waar dit symbool al die jaren voor heeft gestaan. Het eerste deel van deze bijeenkomst kunnen we beschouwen als een kwetsbare uiting van een apostel die nerveus was over hoe deze middag zou verlopen en de consequenties daarvan voor het voortbestaan van het apostolische werk. Dit verklaart wellicht ook de behoefte van hem om dit samenzijn een bewogen karakter te geven – wat hij bewust heeft gedaan door de voorbeelden en verhalen die hij naar voren bracht.

*** Voor zover de apostel nerveus was; de verzorgers van een zo grote groep lidmaten, die verwachtingsvol samen komen, zou mij ook enige spanning bezorgen. Daarbij heb je de zorg van de gevoelde verantwoordelijkheid ().

Dat het apostolische werk nog zoekende is om haar betekenis in de wereld duidelijk te maken en van inhoud te voorzien, bleek uit de vele voorbeelden die gegeven werden van mensen die in de wereld goede dingen hebben gedaan of nog doen. Bij een verhaal (in de vorm van een filmpje) over een meneer die in de oorlog zeshonderd joodse kinderen had gered kreeg ik het gevoel dat de apostel bewust van deze in de maatschappij voorkomende verhalen gebruik maakte om ze als het ware een apostolische signatuur mee te geven – om daarmee de werking van het apostolische werk in de wereld te onderstrepen.

Inhoudelijk was dit eerste deel niet. Daarvoor domineerde de emotie te veel wat voor een groot deel was ingegeven door het feit dat de apostel erg nerveus was en onzeker over het verloop van deze middag (wat in de pauze door iemand uit zijn nauwste kring werd bevestigd).

*** Een gezonde spanning lijkt me natuurlijk; dat weet een ieder die ook al in kleiner verband een bijeenkomst voorgaat waar je in je zielsgebied wil komen.
*** Ik kan me niet zo goed voorstellen dat de apostel zou menen dat de toekomst van het genootschap afhankelijk zou zijn van deze bijeenkomst. Natuurlijk wil je het liefst dat deze bijdraagt aan een positieve impuls.

Tweede Deel

Deel II van deze bijeenkomst betrof het ontvouwen van het beleidsplan, de acht voornemens die vanaf nu worden ingezet. De keuzen en richtingen van dit plan werden door afzonderlijke personen kenbaar gemaakt. Het dramatische karakter van deze dag lag in het feit dat deze beleidsrichtingen uitgevoerd gaan worden en onomkeerbaar zijn. Ongetwijfeld zullen deze actiepunten de structuur en identiteit van het apostolische werk veranderen, alleen valt nu nog niet in zijn volledigheid vast te stellen in welke mate.

We kunnen de actiepunten in twee richtingen onderscheiden.

  • Het eerste bestaat er in om in de voorliggende tijd nog zo goed mogelijk te kunnen blijven voorzien in het bekende gemeenschapsleven met daarbij de eredienst. Natuurlijk is deze actie gericht op de doelroep die daar het meeste belang bij heeft: de oudere generaties. Omdat het kunnen blijven bieden van kwalitatief hoogstaande diensten moeilijkheden ondervindt (veel gemeenschappen worden kleiner en missen soms de faciliteiten om dit goed te doen), wordt er een begin gemaakt met regionalisering van de erediensten. Hierdoor kan de zaal weer naar behoren gevuld worden, kunnen er kleinere muziekgroepjes of koren samenwerken en kan ook de voorganger zich ruim van te voren voorbereiden om een goede dienst te kunnen verzorgen. Wat duidelijk is geworden is dat de gemeenschappen niet alleen kleiner zijn geworden, maar ook dat de vrijwilligers het druk hebben in hun persoonlijke leven. Hierdoor is het niet altijd meer mogelijk om tot een goede zorg en voorbereiding te komen. Deze regionale diensten die om de zoveel weken plaats zullen gaan vinden en lang van te voren worden voorbereid, voorzien in deze behoeften. Ook gaat men de bestaande vrijwilligers bijstaan en ondersteunen. Zoals we weten uit cijfers dient men zuinig op hen te zijn omdat geschikte vervanging soms moeilijk te vinden is. Prettige bijkomstigheid van deze regionale aanpak is dat de broeders en zusters in de regio elkaar beter leren kennen wat een mogelijke toekomstige fusie tussen gemeenschappen eenvoudiger maakt. 

Wat duidelijk bleek uit deze middag is dat de actiepunten en plannen van het genootschap voor de toekomst desondanks minder aandacht besteden aan de traditionele activiteiten van het genootschap. De nieuwe ontwikkeling en daarmee de nieuwe signatuur is niet verbonden aan deze traditionele kerntaken of in veel mindere mate. Hieruit valt op te maken dat men verwacht dat in de nabije toekomst de traditionele invulling van de gemeenschap en de eredienst een steeds minder prominente rol in het genootschap zal krijgen. Dit hangt samen met het steeds kleiner worden van de groep van 70+ die nog wel veel waarde hecht aan deze invulling van het gemeenschapsleven. In de komende jaren zal er dus een verschuiving optreden en zullen de activiteiten die nu nog het predicaat ‘alternatief’ hebben, vanzelf ‘regulier’ worden.

  • Het tweede deel van de actiepunten gaat over die activiteiten die de nieuwe signatuur en inhoud van het genootschap vormgeven. In het kort komt het er op neer dat er alternatieve samenkomstvormen en activiteiten opgezet gaan worden. Dit ten behoeve van een andere doelgroep en leeftijdscategorie, als ook gericht op mensen van buiten. Aanvankelijk gebeurt dit nog naast het bestaande. Ik wil een impressie geven van hoe deze presentatie er uit zag en wat dit betekent voor de toekomstige identiteit van het apostolisch genootschap.

Zuster Nanda Ziere, die sprak namens een werkgroep, kwam aan het woord om in te gaan op de betekenis van de ‘gemeenschap’. Ze stelde: ‘een gemeenschap is de plek waar ik tot ontmoeting wil komen, is de plek waar ik geïnspireerd wil worden, waar ik bemoediging wil ervaren, waar ik mij wil spiegelen’. Ze somde een nog langere reeks op die volgens haar aangaf wat de gemeenschap is. Wat treffend was, was dat ze daarbij circa twintig keer het woord ‘ik’ hanteerde. Ze gaf daarmee aan dat het gemeenschapsidee dat door het apostolische werk gebruikt wordt door het individu en diens wensen en verlangens wordt bepaald. Want nergens in haar perspectief op de gemeenschap gebruikte ze het woord ‘wij’ of ‘ons’. Daarnaast gaf ze aan dat een grote mate van diversiteit wat betreft het invulling geven aan de vorm van de gemeenschap het beste is: ‘diversiteit is een rijkdom’. Interessant is te zien dat het ‘ik’, het individuele, maatgevend is voor de bepaling van wat een gemeenschap is en hoe je die inricht. Dit bevestigt het eerder door Jan Zwart benadrukte idee dat het nieuwe beleid voortgekomen is uit de wensen, denkbeelden en inzichten die onder de broeders en zusters via de dialooggesprekken bij hen werden ‘opgehaald’. Wat het apostolisch zijn op dit moment is, is een mix van wat er aan behoeften onder apostolische individuen leeft.

Sietske Dorleijn, die ook namens een projectgroep sprak, ging eveneens in op het gemeenschapsidee dat voor de toekomst gebruikt gaat worden. Zij liet zien dat het begrip ‘gemeenschap’ niet langer verbonden wordt aan een bepaalde ‘plek’ of een bepaald ‘tijdstip’. Ze schetste dit beeld door zichzelf over vijf jaar voor te stellen en hoe ze aan de hand van haar mobiele telefoon en het appje dat daar op zit, als ‘zinzoekende consument’ gaat kijken wat er in de omgeving te beleven valt als het gaat om zingevende en inspirerende activiteiten. Deze activiteiten worden spontaan opgezet en kunnen plaats vinden in een bibliotheek, een museum of zelfs een restaurant waar mensen bijeen komen voor een inspirerende lezing of gesprek over opvoeding, volwassenwording, of duurzaamheid. Via het appje op haar mobiel kan ze bepalen of ze daar naar toe wil en indien nodig zich daarvoor aanmelden. De gemeenschap van de toekomst is niet langer een vaste groep mensen, of mensen die elkaar al langer kennen, maar bestaat uit een wisselende groep ‘zinzoekers’ die op wisselende locaties op basis van hun behoefte van het moment naar een zingevingsevenement gaan.

Broeder George Gelauff sprak over de activiteiten die het genootschap in de samenleving wil opzetten en had het over (a.) een opiniërende inbreng van hoge kwaliteit over tal van actuele vraagstukken zoals biodiversiteit, duurzaamheid, polarisatie en dergelijke – wat via internet en tijdschriften zal worden gecommuniceerd – en (b.) over publieksbijeenkomsten die aan deze onderwerpen zullen worden gewijd (lezingen, gesprekken, debatten). Terwijl deze activiteiten bedoeld zijn voor een breed publiek en zeker een seculiere en neutrale signatuur zullen hebben, zijn deze bijeenkomsten en publicaties natuurlijk ook voor de apostolische doelgroep bestemd.

Duiding van deze bijeenkomst

Kijken we naar deze besluiten en acties die ondernomen gaan worden dan valt het volgende op:

  • Ten eerste zien we dat het genootschap een duaal beleid ontwikkelt dat aansluit op het duale karakter van de wensen van de broeders en zusters. Duidelijk is dat het in stand houden van de traditionele eredienst zoals blijkt uit het interne onderzoek, voornamelijk door de oudere generaties gewaardeerd wordt. Zo lang deze generatie er nog is zal er alles aan gedaan worden om deze bijeenkomsten zo vitaal mogelijk te houden. Vandaar het inzetten op een regionale aanpak en het samenbrengen van vele kleine gemeenschappen. De jongere generaties die steeds minder behoefte hebben aan de eredienst en de liturgie wordt een steeds groter aanbod verschaft van activiteiten die niet langer een traditioneel religieus karakter hebben, maar die aansluiten bij de hedendaagse wensen van de zingevingsconsument. Het voordeel van deze activiteiten is dat zij ook laagdrempeliger zijn als het gaat om het aantrekken van niet-apostolischen (waardoor het vrienden- of ledenaantal kan stijgen). Gelet op de beleving van apostolischen op dit moment is de keuze voor dit duale beleid verstandig te noemen.
  • Deze ontwikkeling laat zien dat de traditionele diensten wat betreft hun levensvatbaarheid feitelijk gedateerd zijn. Op termijn zal dit onvermijdelijk betekenen dat slechts een zeer kleine groep hier nog gebruik van wenst te maken. Het duale proces zal betekenen dat er een onvermijdelijke scheiding zal ontstaan tussen de populaties die naar de afzonderlijke bijeenkomsten zullen gaan. Want het is voorstelbaar dat jongere generaties, indien zij tijdens de regionale diensten merken dat deze voornamelijk door senioren worden bezocht, hier niet langer aan wensen deel te nemen. Tegelijk is de kans groot dat de senioren zich liever blijven verbinden aan de traditionele invulling en dus minder geneigd zijn om lezingen of andere samenkomstvormen te bezoeken. Het concept dat Sietske Dorleijn presenteerde – om via een app op de mobiele telefoon om de paar weken te kijken waar men in de regio naar toe wil en onder welk publiek men zich op een avond wenst te mengen – ligt, zo weten we, ver verwijderd van de belevingswereld van ouderen. Dit betekent dat de samenstelling van het genootschap in de recente toekomst in toenemende mate uit twee verschillende doelgroepen zal gaan bestaan met ieder hun eigen sfeer, belevingsvorm, mentaliteit en karakter. 
  • Omdat de eredienst met haar liturgie feitelijk al gezien wordt als een traditionele variant naast andere vormen – en dus niet langer als kerntaak – heeft dit grote gevolgen voor de betekenis van vele instituties die in het apostolische werk tot nu toe hun functie hadden. ‘De Apostel’, ‘de geestelijk verzorger, ‘de weekbrief’, ‘het verbond (rondgang)’ en andere liturgische praktijken, zullen op korte termijn al veel van hun inhoud en betekenis verliezen omdat ze niet langer voor het genootschap in zijn geheel van dragende betekenis zijn – want eigenlijk als ‘product’ slechts relevant zijn voor een bepaalde doelgroep. Wat onbesproken werd tijdens de samenkomst in De Doelen is het feit dat deze traditionele instituties van het apostolische werk bepalend zijn geweest voor de gezindheid, signatuur en belevingswereld van de apostolischen. De geëmotioneerdheid van de apostel en het gebaar van zuster Van Strien om op die dag weer het embleem te dragen, kunnen we misschien zien als een (onbewust of doorvoeld) afscheid van een tijd waarin gevoelsoverdracht (en zielsverzorging) voor het apostolische werk gewoon was. Het inzetten op andere vormen van samenkomst en andere vormen van overdracht zal onvermijdelijk leiden tot een andere belevingscultuur – een die meer aansluiting kan vinden met de wereld van de zingeving en educatieve uitwisseling (in de maatschappij). Een aantal symptomen hebben in de laatste jaren in het genootschap al laten zien dat een dergelijke transitie wenselijk is en dat er bij vele apostolischen een grotere behoefte is ontstaan om hun apostolisch-zijn meer op een ethische en beschouwelijke wijze te duiden en te beleven. Bovenvermelde veranderingen gaan dus over een ingrijpende cultuur- en signatuurverandering. Waar men tot vandaag nog spreekt van het apostolische ‘werk’, is dit misschien een benaming die op termijn aan herziening onderhevig zal zijn omdat het verwijst naar een gedeelde, collectief gedragen gezindheid. Met de introductie van een deels digitaal vormgegeven zingevingskader dat zich middels verschillende fora en podia zal gaan manifesteren, heeft dit gevolgen voor de intimiteit waarmee men dit ‘werk’ voorheen in de persoonlijke beleving een plek kon geven.

*** Er komt – terecht – het beeld naar voren van ‘een werk in beweging. Daarbij ‘zoekend’, ja. Als je daar nu op terugkijkt, zie je bijvoorbeeld dat het fenomeen ‘Opinimakers’ en ‘Iederal’ vorm hebben gekregen. Dat vind ik los staan of het nou de ideale constructies zijn. Het gaat er om dat je naar de toekomst toe opties zult moeten verkennen, door ze te proberen. Aanvullend: in de nu nog spelende corona-tijd zijn daar aanvullend nieuwe mogelijkheden op vorm gegeven; zowel plaatselijke, regionale als landelijke bijeenkomsten bijvoorbeeld.

  • Bovenstaande gaat ook over de werking van de gemeenschap. Het herdefiniëren van dit begrip heeft in de praktijk grote gevolgen voor de invulling en werking van het gemeenschapsleven. Het feit dat mensen die niet apostolisch zijn aansluiting kunnen gaan vinden in bijeenkomsten die een meer levensbeschouwelijk neutraal en seculier karakter hebben en waarin de overdracht voornamelijk van cognitieve aard zal zijn en die bovendien een vrijblijvend karakter hebben wat betreft de opzet en samenstelling, heeft gevolgen voor de interne samenstelling van het genootschap. De gemeenschap – tot op heden nog gericht op een zekere intimiteit die samenhangt met de afbakening van de eigen identiteit – verkrijgt daarmee een meer publiek karakter. Dit verbreden en ‘publieker’ worden vertaalt zich naar de morele lading en het effect dat dergelijke bijeenkomsten kunnen veroorzaken. Deze krijgen een noodzakelijk vrijblijvender karakter als het aankomt op het engagement en commitment van de betrokkenen. Voor wat betreft ‘het werken in de wereld’ dat het genootschap in haar vaandel draagt, zal dit betekenen dat dit in concreto zich steeds meer zal toespitsen op projecten waar men budgetten voor vrijmaakt (goede doelen zoals projecten in de Derde Wereld of over duurzaamheid), omdat het appel op de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen en burgers nog meer dan nu het geval is, beleefd zal worden als een persoonlijke keuze. Dit laatste hangt samen met de wens van veel apostolischen dat men niet langer op een morele wijze wenst te worden aangesproken als het gaat over gedrag en mentaliteit, omdat men daar zelf over wil beschikken. Deze zelfbeschikking (‘zelfontplooiing’) en autonomie is de afgelopen decennia zoals wij weten uit de onderzoekingen en metingen, boven komen drijven in het genootschap waardoor de invulling van het ‘apostolische werk’ steeds meer een ‘individuele afweging’ werd. Terwijl men de transitie naar een meer moreel neutrale en cognitieve aanpak (lezingen in plaats van zielsverzorging) beschouwt als een modernisatie van het apostolisch genootschap, kunnen we dit duiden vanuit het individualiseringsproces dat zich in de samenleving heeft voorgedaan. Zingeving, spiritualiteit en religiositeit worden in deze tijd niet langer beschouwd als morele dragers in een sociaal proces, maar als consumptievormen voor een steeds kritischer wordende (belevings-) consument. In lijn met dit proces zijn de keuzen die het genootschap tijdens Pasen 2018 heeft gemaakt, te verklaren. 

*** Zo beschreven dus in lijn met wat er in de wereld gebeurt – logisch.

  • Wat niet aan bod is gekomen tijdens deze bijeenkomst – en wat men vermoedelijk in het voorbereidingsproces hiernaar toe niet heeft behandeld – is de vraag naar de houdbaarheid van een dergelijke opzet voor de toekomst van het genootschap. Zoals cijfers laten zien over vrijzinnige kerken en levensbeschouwelijke groeperingen, is er sprake van een zeer grote mate van volatiliteit. Dat wil zeggen dat mensen die ergens bij betrokken zijn, door de toenemende flexibiliteit en keuzevrijheid die hen wordt aangereikt, niet meer gemotiveerd worden om zich aan iets verbonden te voelen, maar juist een groter zap-gedrag gaan vertonen (het ‘reli-shoppen’). De flexibiliteit en vrijheid die geboden wordt door organisaties veroorzaakt bij de deelnemers daarvan vaak juist een nog vrijblijvender gedrag om de keuzevrijheid wat betreft het aanbod te vergroten. Dit beeld werd door het voorbeeld van Sietske onderstreept: de gemeenschap is niet een groep van intimi, maar eerder een digitale community van mensen die gebruikmakend van een app in steeds wisselende samenstellingen afspreken. Dit betekent dat bovenstaande op korte termijn misschien een enthousiasme kan veroorzaken om naar de nieuwe (alternatieve) activiteiten te gaan; het kan op den duur ook betekenen dat veel leden andere fora en podia op gaan zoeken om hun zingevingsbehoeften te kunnen bevredigen. Zoals we weten uit de wereld van de vrijzinnigen kerken, bestaat er een uitwaaiering van leden die zich richten op meditatie, yoga, spirituele technieken, Boeddhisme, of meer intellectuele vormen van verdieping (cursussen aan universiteiten en hogescholen). Het is dus nog maar de vraag of dit beleid in staat zal zijn om de (jongere) leden te blijven binden en te blijven motiveren.

*** Het lijkt voor de hand te liggen om te veronderstellen dat als je niet (mee)beweegt door te variëren in je aanbod, je zeker minder raakvlakken zult hebben met jongeren.

*** Het lijkt dat RBR – impliciet – pleit voor een streven naar het nadrukkelijk blijven benoemen en behouden van een religieuze kern. Waarbij hij daar m.i. een zeer bepaald beeld van heeft. Zie verder ‘Franse kaas 2’.

Verder is het zo dat een grotere ‘vermenging’ van de apostolische populatie met mensen die niet apostolisch-zijn op den duur ook van invloed kan worden op de signatuur, inhoud en richting. Indien op een gegeven moment meer dan de helft bestaat uit ‘instromers’ – omdat een deel van de apostolischen is ‘uitgestroomd’ richting Boeddhisme of spiritualiteit – zal deze groep ook van invloed worden op het beleid en de koers. Al deze ontwikkelingen hebben effect op de inhoudelijke betekenis van wat er geboden wordt en zijn bepalend voor de richting en signatuur (mentaliteiten) die in de komende jaren in het genootschap zullen opkomen. Natuurlijk is het zeer de vraag of de naam van het genootschap dan nog gehandhaafd dient te blijven en of het niet beter is om te denken aan een totaal andere opzet van het geheel. Zoals Sietske schetste, kan het heel snel gaan met veranderingen omdat de behoeften van de afzonderlijke doelgroepen snel meebewegen met de tijd. Haar tijdskader van vijf jaar is zeker realistisch. Het is dan ook zeker de vraag of in de nabije toekomst bijeenkomsten zoals met Pasen in De Doelen nog nodig zullen zijn.

*** Het woord ‘nodig’ impliceert een nuttigheid of economische waarde. Dat terwijl er – zoals RBR beschrijft – in het eerste deel juist het accent lag op de emotionele waarde (of hoe je dat dan ook precies benoemt). Mijn beeld is dat je te maken hebt met het werken aan je eigen bijdrage binnen relaties tussen mensen, en dan per definitie bijeenkomsten zult hebben.

Net als in 1946 is nu ook nog niet duidelijk waar dit toe zal leiden. Het enige verschil met toen is dat er destijds sprake was van een centrerende dynamiek die voortkwam uit de aantrekkingskracht die van apostel L. Slok uitging. Als een magneet wist hij iedereen te binden en verschillen te slechten. De huidige dynamiek is omgekeerd, ‘in reverse’. Net als in de samenleving is er sprake van een middelpuntvliedende kracht die bestaat uit de individuele behoeftepatronen en individuele bewegingen. Het genootschap stelt zich – bewust hiervan – de taak om te ‘verbinden’ en dus om platform te zijn voor een zo breed mogelijk palet aan ervaringswijzen, zienswijzen, opvattingen en interpretaties. Sietske Dorleijn kwam bij haar presentatie op deze dag niet toe aan het verduidelijken van het ‘kader’ waaruit ze haar gemeenschapsopzet begrijpt. Dit door haar gesuggereerde kader is niet alleen heel erg interessant, maar ook van belang om die verbinding te kunnen blijven maken. Want hoe houd je zoveel verschillen bijeen? Echter, zoals onze tijd leert, is er enerzijds de behoefte om te kaderen om tot bestendigheid en substantie te komen, maar anderzijds beleeft het individu daar vaak juist ook een weerzin tegen. Deze spanning is voor het genootschap een enorme uitdaging.

Vandaar, zo vermoed ik, het beladen en ook spanningsvolle karakter van deze middag. Pasen 2018.

*** Als ik bovenstaande afzet naar het jaar 2021, zie je nog steeds een gemeenschap van mensen in beweging, met de uitdaging te zoeken en te verkennen en de daarmee gepaarde uitdaging van verandering.

Nawoord

Onlangs vroeg iemand wat ik zou voorstellen als antwoord op de huidige situatie in het apostolische werk. Zoals uit bovenstaande blijkt zie ik geen mogelijkheden meer om het genootschap in ideologische zin een nieuwe basis of identiteit te geven. De vraag van de identiteit laat zich mijns inziens top-down in de vorm van een geloofsverhaal eigenlijk niet meer benoemen. De identiteit is afhankelijk van het proces dat zich bij haar leden voltrekt.

Kijkt men naar de begrippen die men in teksten hanteert om nog een algehele signatuur vorm te geven, dan dekken deze de lading nauwelijks meer. De persoonlijke invulling is zo divers geworden dat voor een buitenstaander een verbindende samenhang moeilijk te ontdekken valt. Natuurlijk gaat men nog uit van de algemene benaming van ‘het in liefde werken aan een menswaardige wereld’, maar deze typering kunnen we ook katholiek, humanistisch of joods noemen en herkennen we ook bij het Leger des Heils. Wat is daar dan apostolisch aan als de invulling niet langer naar een specifieke apostolische cultuur verwijst die door iedereen gedeeld kan worden? Men kan zich voor het werken aan dergelijke algemene idealen ook tot de katholieken wenden.

*** Inderdaad de nadruk op de humane invulling; daarbij is in de slogan de religieuze basis verdwenen. Dit los van de vraag of het genootschap zich als een religieus gedreven gemeenschap ziet. Momenteel is de koppeling tussen de slogan en het logo weer losgelaten. Ik weet niet wat voor betekenis daaraan toegekend dient te worden, maar er wordt momenteel nadruk op het de combinatie religieus en humaan gelegd.

Wat eigenlijk nodig zou zijn is dat apostolischen onderling tot een daadwerkelijk open gesprek komen zodat men kenbaar maakt wat men denkt en voelt, wat men verlangt en waar men behoefte aan heeft. Ook dat waar men onvrede mee heeft (of heeft gehad) zou besproken moeten worden. Maar dit is geen eenvoudige opgave omdat de apostolische cultuur heel gesloten is. Men zoekt vrijwel automatisch een sfeer van overeenstemming. Zonder dat men het van zichzelf bewust is, neigt men er toe bepaalde eigen zienswijzen of ervaringen voor zich te houden om de ander niet te kwetsen – dit alles ten behoeve van de fijne sfeer van ontmoetingen. De middelpuntvliedende kracht die in het genootschap als sociaal proces aanwezig is, is volgens mij een direct gevolg van dit jarenlang toedekken en eigenlijk verwaarlozen van de uniciteit van de leden. Men hield deze cultuur samen in stand. Te lang heeft men dit toedekken aangezien voor de verbindende kracht van mooie menselijke verhoudingen. Heel veel dragen de littekens van emotionele beschadigingen die men in dit werk heeft opgelopen; ervaringen die men alleen met intimi deelde. Nooit heeft men collectief rekenschap gegeven van wat er door de jaren is gebeurd; ervaringen die vaak haaks stonden op de idealen die men telkens aan elkaar kenbaar maakte. Het blije enthousiasme waarmee men naar de dienst ging maskeerde de pijn die men soms jarenlang bij zich droeg (of nog draagt). Zoals ik weet van vele gesprekken – ook met mensen die jarenlang bij de verzorging betrokken zijn geweest – zijn dit geen incidenten maar is dit van structurele aard. Een open gesprek zou ruimte kunnen bieden aan wat men écht denkt en voelt. In psychosociaal opzicht zou men een dergelijke gesprek als een collectieve ‘coming out’ kunnen betitelen.

*** Wellicht dat dit preludeert op wat er los gemaakt is c.q. benoemd is geworden door het verschijnen van het boek ‘Apostelkind’ van Renske Doorenspleet. Ik denk dat voor degenen die het betrof en/of daar behoefte aan hebben, de genoemde open gesprekken hebben plaats gevonden; dit zonder te pretenderen dat het proces klaar is of een eindstation heeft bereikt.

*** Daarnaast is mijn inschatting dat een overgroot deel van de lidmaten een positieve balans heeft ervaren tussen de overdenking, inspiratie en warme relaties die men ervaarde ten opzicht van de ook normerende cultuur.

Ook al zou een  dergelijk proces heilzaam en nodig zijn, is het mijns inziens de vraag of het hiervoor niet te laat is. Na de zeer vele gemeenschapsgesprekken van de afgelopen jaren die gingen over de ontwikkelingen van ons werk, merkt men recentelijk dat het animo daarvoor in sterke mate is afgenomen (vaak komt daar nog maar een heel klein groepje op af). Misschien hangt dit samen met het feit dat die gesprekken altijd vanuit een vanzelfsprekende sfeerovereenkomst uitgingen waardoor open communicatie niet tot stand kon komen. In ieder geval is het zo dat we thans kunnen vaststellen dat velen hun eigen weg vinden. Groepjes zetten nieuwe activiteiten op en hopen dat daar voldoende mensen op af komen. De diversiteit daarvan is zeer breed wat betreft niveau, thematiek en benadering. Natuurlijk zal men proberen om dit opnieuw onder een bepaalde noemer te brengen, maar uiteindelijk zal men zien dat de signatuur van dit alles zo breed wordt dat de overstap naar andere zingevingsaanbieders voor de hand ligt. Bovendien doet zich de paradox voor dat een dergelijke poging tot algemene benoeming van wat deze diversiteit is, door leden als bevoogdend kan worden ervaren. Want velen hebben inmiddels het gevoel dat men niet wil dat anderen (‘Baarn’) gaan omschrijven wat ze denken of willen.

*** Dit laatste lijkt me (momenteel) ook niet de insteek van de organisatie-dragende structuren binnen het genootschap.

De tragiek van het apostolische werk is dat de identiteit wat betreft het ‘wij-gevoel’ zich niet langer laat uitdrukken in een bepaalde geloofsvisie of een onderscheidend ideaal. Indien het enige verschil met het Leger des Heils gelegen is in het feit dat men niet geüniformeerd is of soep uitdeelt, maar dat men op andere vlakken vrijwel met hetzelfde bezig is, tast dit de bestaanslegitimiteit aan. Want met wát kan men zich dan nog onderscheiden? Deze tragiek bestaat er tevens uit dat men geneigd is om in de onderlinge apostolische sfeerbeleving deze identiteit vast te leggen – denk hierbij aan het oproepen van emoties en sferen door de apostel met Pasen. Echter, het is juist deze sfeerbeleving die als een warme deken de uniciteit van het individuele gevoel in grote mate heeft veronachtzaamd. 

*** De ‘framing’ van tragiek gaat mijns inziens voorbij aan bewust gekozen maatschappelijk toegankelijk – en vindbaar – willen zijn, waarbij er wel degelijk een geloofsvisie verwoord is. Denk bijvoorbeeld aan ‘de grondslagen van het geloof’; weliswaar uitgebracht in 2019 – na de Paasbijeenkomst waar RBR aan refereert. In de kern het werken van uit een religieuze verwondering van schepping om en in jezelf, aan een humane, menselijke, invulling van je talent voor liefde.

Het open en transparant maken van het apostolische werk en het komen tot een coming out om recht te doen aan de individuele beleving met de apostolische cultuur, kan natuurlijk ook tot gevolg hebben dat dit de beleefde diversificatie vergroot. Een voorbeeld kan dit illustreren. Wat blijft er aan onderlinge verbindingen tussen leden nog over wanneer men open naar elkaar is als het gaat om de waarde-toekenning aan de plaats van de apostel, rondgang of weekbrief? Iemand die er tijdens het gesprek als vanzelfsprekend vanuit ging dat de broeder waar hij vaak naast zit waarde hecht aan de gebruikte rituelen, komt misschien in zijn beleving van een koude kermis thuis als deze bemerkt dat deze bewuste broeder al jaren met tegenzin aan de rondgang gaat en daar eigenlijk niet meer in gelooft. Of wat te denken van een gesprek over de relevantie van de weekbrief, de kwaliteit van wat daar in vermeld staat of de vraag of men nog wel verzorgd wenst te worden? Omdat apostolischen zoals tijdens de cursussen bleek, grote moeite hebben om wat ze zelf van waarde achten aan elkaar kenbaar te maken, zijn dergelijke thema’s natuurlijk uitermate precair om met elkaar te bespreken. En dit geldt zeer zeker voor het naar elkaar kenbaar maken van dat men in het verleden door het gedrag van verzorgers, medebroeders en zusters en de apostel beschadigd is geraakt. 

*** Voor laatst genoemde, zie boven vermelde omtrent de emotionele inhaalslag die betrokkenen hebben gemaakt na het verschijnen van ‘Apostelkind’. Zie ook mijn boven genoemd beeld dat een grote meerderheid van de lidmaten een positieve balans ervaren hebben voor wat betreft het versterken van zingeving in hun leven.

Het enige wat men zou kunnen hopen is dat een dergelijke openheid op een dieper liggend menselijke niveau tot een gevoel van verbinding kan leiden. Ik doel daarmee niet op een algemeen sociaal niveau van het elkaar al jaren kennen of op elkaar gesteld zijn, want het genootschap moet geen gezelligheidsvereniging willen zijn. Nee, ik doel op het feit dat het misschien mogelijk is om dwars door een dergelijk pijnlijke en confronterende openheid aan een echtheid te raken waaruit een nieuw wij kan ontstaan.

*** Ik weet niet of het al bestond in 2018, maar het ‘nieuwe wij’ is (inmiddels) wel vormgegeven. Zie ook de website nieuwwij.nl Ik zie daar vandaag bijvoorbeeld een aankondiging van een artikel van Monique van Strien – bestuurslid van het apostolisch genootschap. O ja, die zo’n indruk op RBR heeft gemaakt met het embleem-kettinkje….

*** In het ‘nieuwe wij’, Iederal en de lopende bezinning op structuur en besturing van het genootschap hoor ik het rits’len van een nieuwe dag. Daarbij het plat getreden bezijdigen; als we verkeerd zijn afgeslagen, keren we gewoon weer terug. Er is geen digitale routeplanner beschikbaar.  

————————————————————

Noot (van RBR)

i

 Ten aanzien van het in het genootschap gehanteerde begrip ‘religieus’ (religiositeit): Het feit dat apostolischen (nog steeds) over het ‘religieuze’ (religiositeit) spreken wanneer men het niet heeft over religie of een beleving met God, maar dat men menselijke ervaringsmodi (warmte, liefde, een fijn gevoel) deze kwalificatie geeft, is vanuit de religiewetenschappen zeer curieus te noemen. We kunnen dit verklaren vanuit het feit dat apostolischen onder L. Slok afscheid nemen van het (christelijke) Godsidee en er toe overgaan de beleving met hun apostel (de mens uit Bussum) te ‘vergoddelijken’. Dit kenmerkt het ontstaan van een goeroe. Na het afscheid nemen van ‘de Gezalfde’ in de jaren tachtig, wordt dit idee van het vergoddelijken van menselijke ervaringsmodi doorgezet in de richting van de psychosociale belevingsruimte die men onderling met elkaar beleeft. Feitelijk gaat het hierbij om begripsverwarring, omdat het woord ‘goddelijk’, of ‘religieus’ alleen betekenis heeft indien het verwijst naar ‘God’, dan wel naar ‘religie’. Indien dit niet het geval is blijft de benaming ‘goddelijk’ gevangen in de duiding van de alledaagse spreektaal, zoals in het geval van ‘een goddelijk lekker toetje’. Het is kenmerkend voor de psychosociale structuur van de apostolische cultuur dat men een dergelijke begripsverwarring heeft verinnerlijkt om de onderlinge menselijk contacten een bijzondere lading te geven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.